Elektropraktijk 6 - 2022

23 #6 november 2022 r t i k e l n a a m Ontwerpen Bij het ontwerpen van kantoorpanden, die zich later mogelijk ook smart buildings mogen noemen, wordt volgens Zeeman in de praktijk nog te weinig nagedacht over de toekomst. “In bestekken wordt te weinig vooruitgekeken en de installateur maakt wat op dat moment voldoende is. Maar vaak wil een volgende huurder meer capaciteit en heeft hij meer bandbreedte nodig of meer access points. Als de bekabeling dan niet volgens de normen is aangelegd, is er kans op bijvoorbeeld oververhitting of een trage dataoverdracht. Zorg dus altijd dat er genoeg bandbreedte is en denk aan power over ethernet op het moment dat de bekabeling wordt aangelegd. Dat is ook de meerwaarde van standaardisatie. De installateur, maar zeker ook de ontwerper, moet zich er veel beter van bewust zijn dat naast elektra enwater universeel gestructureerde bekabeling de derde utiliteit in een gebouw gaat worden.” Installeren Het berekenen van de capaciteit van de datakabel is belangrijk, maar net zo belangrijk is de wijze van installeren. NEN-EN 50173-1 ‘Generic cabling systems - Part 1: General Requirements’ en NENEN 50174 ‘Cabling installation – Part 1: Installation specification and quality assurance’ zijn bij het berekenen en installeren van databekabeling leidend. “Je kunt een pakket datakabel niet zo maar in een willekeurige kabelgoot leggen. Ook het wegwerken van datakabel in isolatie is niet verstandig in verband met warmteontwikkeling. Bij meer vermogen ontstaat er meer weerstand en dus warmteontwikkeling. De channellengte in de CENELEC EN50173-serie is gebaseerd op een bedrijfstemperatuur van 20 graden Celsius. Een verhoogde omgevingstemperatuur en verwarming van remote power dwingen een kortere lengte af. Dat vraagt om een zorgvuldige berekening hoeveel data of voeding je over een kabel gaat sturen. De NEN-EN 50174 ‘Cabling installation – Part 1: Installation specification and quality assurance’ is daarbij leidend.Weinig installateurs hebben daar voldoende kennis van. Die weten in het meest gunstige geval wat er inNEN 1010 vermeldwordt over de aanleg van kabel in kabelgoten, maar de kennis uit NEN 1010 is niet voldoende. De rekensom over de hoeveelheid data die je over een kabel verstuurt in relatie met de warmteontwikkeling is niet moeilijk, maar hij moet wel gemaakt worden, wil je tot een veilige installatie komen.” (Zie ook kadertekst). Gele sticker Voorlichting over het gebruik en de aanleg van datakabel is volgens Zeeman ook een verantwoording van de fabrikant en distributeur. “Wij moeten de installateur vertellen wat hij moet doen en hoe hij moet installeren. Veiligheid staat daarbij voorop. We werken bijvoorbeeld met gele stickers op de patchkast, zodat duidelijk is dat de installatie is geïnstalleerd voor ondersteuning van remote Powering class 1 of Remote Powering class 2 conform EN50174-1:2018. Ook de naam van de installateur en diens contactgegevens staan duidelijk vermeld op de sticker.” (Zie afbeelding 4). Y Samenvattend Samenvattend komt Zeeman met een zestal tips. 1. Wat zijn de uitgangspunten voor de Remote Powering Classs? 2. Wat is de temperatuur in de diverse ruimten waar de kabels worden aangebracht? 3. Welk type kabeldraagsysteem wordt toegepast? (met voorkeur voor draadgoot of ladderbaan). 4. Zorg voor voldoende ventilatie van de kabelbundels. 5. Maak berekeningen en sla ze op. 6. Zorg voor de juiste labels op de patchkast. Afbeelding 3: Veiligheid: op het moment dat je een databekabeling doorknipt is er, anders dan bij bedrading waar 230 Volt op staat, niet zo veel aan de hand. foto: BRUNO Afbeelding 4: De gele sticker op de patchkast bevat een duidelijke waarschuwing en daarnaast informatie over de betrokken installateur. Foto: REXCOM Universeel gestructureerde bekabeling gaat, naast elektra en water, de derde utiliteit in een gebouw worden

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=