Elektropraktijk 2 - 2024

#2 april 2024 35 o C l u m n l n a a m Meten is zweten Er wordt een lichtplan bedacht en uitgevoerd. Heel mooi! Vaak worden er ook lichtberekeningen gemaakt om iets te zeggen over de kwaliteit van de bedachte verlichting. We baseren ons op de huidige normen zoals de binnenverlichtingsnorm EN-12464-1 waarin een aantal parameter worden beschreven. Bijvoorbeeld voor een kantoor 500 lux op het werkvlak, een gelijkmatigheid van minimaal 60 % en een UGR lager dan 19. Prachtig al die vaktermen toch? Ook denken we na over de kleurtemperatuur, de CRI, een randzone, cilindrische verlichtingssterktes en luminanties. Ach en als we toch bezig zijn kom maar op met de Mac Adam steps, DUV- of + en BBL. Kortom doen we in de ontwerpfase er best veel aan om een goed en doordacht lichtplan te bedenken. In de uitvoeringsfase, zeker bij grote projecten, worden er regelmatig alternatieven gezocht voor een eerder bedacht product. Het “of gelijkwaardig” is een idealistisch uitgangspunt want regelmatig worden financiële motieven belangrijker gevonden dan de kwaliteit. Er is een reden waarom een bepaald type product is gekozen en dat daar simpel aan voorbij wordt gegaan iets wat de kwaliteit van het eindresultaat niet zal bevorderen. Hoe we dit beter kunnen beheersen is een echte uitdaging. Terug naar het bedachte lichtplan; inmiddels is het project opgeleverd en dient er een lichtmeting te worden uitgevoerd. Er zijn 2 typen lichtmetingen, indicatief of formeel. Bij een indicatieve lichtmeting wordt er op een aantal relevante plekken een meting uitgevoerd. Deze grove meting geeft een aardige indicatie of we voldoen aan de uitgangspunten. Een formele lichtmeting is pittiger, er dient bijvoorbeeld een meetraster conform de NEN 1891 te worden uitgezet. Ook dient er een klasse A lichtmeter te worden gebruikt en deze dient te zijn voorzien van een ijkrapport wat niet ouder is dan 1 jaar. Ook aan de verslaglegging zitten allerlei eisen om een zo compleet mogelijke rapportage aan de opdrachtgever ter beschikking te stellen. Meestal worden deze formele lichtmetingen door gespecialiseerde bureaus uitgevoerd. Het bovenstaande heeft betrekking op het objectieve deel van een lichtplan, simpel gezegd alles wat te meten is. Maar naast het objectieve deel is er ook een subjectief deel van een lichtplan. Deze beiden zijn even belangrijk en, naar mijn mening, hebben dezelfde mate van belangrijkheid. Wat is het subjectieve deel van een lichtplan? Dan hebben we het over de uitstraling van een bedrijf, de sfeer in een kerk of restaurant, de merkbeleving van een organisaties. We praten over gevoel, sfeer en emotie en dat zijn allemaal zaken die we niet met een lichtmeter kunnen meten. Hoe staat het met de verhoudingen tussen licht, kleur en schaduw? De contrastwerking van de materialen en de beleving van een ruimte? Naast aanleveren van lichtberekeningen om te bewijzen dat we voldoen aan de regelgeving en voldoende licht voor een bepaalde taak hebben bedacht is het een meerwaarde om ook over het subjectieve deel na te denken. Dit kun je aan de opdrachtgever uitleggen met een stukje verhaal, letterlijk storytelling. Stel dat er in een project een meting plaatsvindt en alles klopt qua meetwaarden. Maar zelf denk je mwoaah wat een sombere ruimte of wat een raar gevoel krijg ik. Dan hebben we het niet goed gedaan! Het objectieve deel klopt maar het subjectieve deel is prut. Kijk dan bij komende projecten niet alleen krampachtig naar de resultaten in een Dialux EVO maar ook verder dan de lichtberekening. Op deze manier voeg je echt een meerwaarde toe aan ieder project. Wat heb je te verliezen? Klanten die nog meer tevreden zijn. Have fun. Berry van Egten berry@berluxlichtarchitectuur.nl

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=