Elektropraktijk 5 - 2020

#5 oktober 2020 r t i k e l n a a m 15 producten bestaat verschil in kwaliteit. Met name de powerfactor van LED-licht- bronnen in combinatie met LED-drivers is een belangrijk punt van aandacht. En ook de inschakelstroomvan de combina- tie LED-driver/lichtbron is van belang. Te vaak wordt eenvoudigweg gekozen voor installatie automaten met een C-karak- teristiek als eindgroep om hoge inscha- kelstromen aan te kunnen. De vraag is of dat de veiligheid in de installatie als geheel ten goede komt.” VolgensWessels is ook het vervangen van armaturen in bestaande bouw complex. “Bij vervanging van bestaande armatu- ren door LED-armaturen wordt vaak ver- geten om te kijken naar het oorspronke- lijke verlichtingsplan dat was gebaseerd op de verlichtingssterkte gegenereerd door het geïnstalleerde aantal lux. Hoe- wel de lumen/watt verhouding van LED- verlichting veel beter lijkt dan die van de voormalige TL-lichtbronnen is dat nog geen maat voor de verlichtingssterkte in lux. Vaak blijkt na vervanging door LED de verlichtingssterkte lager dan voor- heen.” Tot slot is ook de factor ‘flicker’ van LED- lichtbronnen een punt van aandacht. “Flicker is de mate waarin de lichtbron knippert als gevolg van de omzetting van wissel- naar gelijkspanning in de diver. Met name bij het dimmen van de LED- verlichting en bij goedkopere producten speelt deze factor een grote rol. Hoewel het menselijk oog zich deze knippering niet bewust is, bepaalt deze factor in hoge mate het (oog)comfort in een ver- blijfsruimte met LED-verlichting en kan dit bij een waarde boven de 15 procent leiden tot hoofdpijnklachten.” Energiebesparing Maar hoe zit het dan met de energiebe- sparing bij LED. Is er op dat gebied nog winst te behalen?Wessels:“Zeker. Helaas zijn veel partijen geneigd te denken dat door het relatief lage energieverbruik van LED-verlichting de aandacht voor schakelen en dimmen minder kan zijn. Maar dat is niet zo. Juist daar kan ex- tra besparing worden gerealiseerd. Een lichtinstallatie is mijns inziens goed ont- worpen als die installatie het beschik- bare daglicht aanvult tot op de beoogde verlichtingssterkte. Dat kan heel goed door aanwezigheidsdetectie te combi- neren met daglichtregeling. Daglicht- regeling is een vorm van dimmen, vaak per armatuur, die het aantal lumen van het armatuur op de ingestelde verlich- tingssterkte houdt, afhankelijk van het beschikbare daglicht op die locatie. Met andere woorden: automatisch dimmen, zodra voldoende daglicht beschikbaar is.” Slimme installatiesystemen Wessels vertelt voorts bijvoorbeeld over slimme installatiesystemen. “Die bespa- ren op installatiekosten, maar voor een besparing op energieverbruik zijn deze installatiesystemenminder interessant”, zegt Wessels, die wel mogelijkheden tot besparing ziet bij de keuze voor aanwe- zigheidsdetectoren en bewegingsde- tectoren. Er is een belangrijk verschil in toepassing van bewegingsdetectoren en aanwezigheidsdetectoren. Een bewe- gingsdetector schakelt op beweging en zal niet opmerken dat een stilzittende (werkende) persoon wel degelijk aan- wezig is. Met alle vervelende gevolgen van telkens uitschakelende verlichting tot gevolg. Een aanwezigheidsdetector is veel gevoeliger enmeet bovendien het verlichtingsniveau. Het zijn schakel- en dimmogelijkheden in een verlichtingsin- Energiebesparing en verslimming gaan in LED-projecten vaak hand in hand. (foto:Trilux)

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=